Hans van den Brandt
Hans van den Brandt
Op 12 jarig leeftijd kreeg hij van zijn vader een mondharmonica, naar later bleek toonsoort C. Als zijn vader s’zondags na de heilige mis in het plaatselijke café zat en het eten werd koud dan stuurde zijn moeder hem erop uit om vader te halen. Dan draaide daar in de jukebox muziek van George Baker, “Little green bag” toevallig in toonsoort C. Dus de mond- harmonica stemde. Men begrijpt het al, het vertrek tijd werd verlengd met nog een rondje voor Pa, en 3x het zelfde liedje uit de jukebox voor zoonlief. De eerste muziekles was ‘n feit.
Met de 14e kreeg hij een gitaar. “Wat moet je daar mee, je kunt toch niet zingen?” Nou én, Dan kan ik toch fluiten! Van vrienden leerde hij wat akkoorden. Bij een nieuw akkoord zocht hij andere akkoorden wat klonk. Als ze hem vroegen wat speelde je daar, was het antwoord: “Gewoon maar wat, zelf bedacht!” De componist in spe was geboren. Op sinterklaasmiddag op de middelbare school moest hij voor de Sint zijn compositie’s laten horen. Lange haren, legerjas, moeilijk kijken en met het hoofdschudden deed de rest….! Op het afscheid van een gepensioneerde leerkracht Engels, werd het eerste trio gevormd met een eigen compositie als afscheidslied. Het eerste lied tekst & muziek was een feit.
Met de 16 sloot hij zich aan bij het eerste officiële orkest. Het orkest van het plaatselijke Jongerenkoor, met bas, drum, gitaren, orgel en trompet/dwasfluit. Hier leerde hij in groepsverband muziek maken, in allerlei stijlen, toonsoorten, en uitvoeringen. Zo deden ze ook mee aan de plaatselijke zittingsavonden. Hier traden uitsluitend artiesten uit eigen dorp op. Men kwam een nummer te kort, en Hans had nog wat liggen. De tekst werd aangepast en het nummer “de Plaggen Blues”was geboren. Dit werd de knaller van de avond en het daarop volgende carnavalsseizoen. Zo had hij met zijn 18e zijn eerste plaatselijke carnavalshit. Thans is dit nummer inmiddels een evergreen, en zijn eigen kinderen zingen het nu. Nog steeds schrijft hij jaarlijks minimaal 2 carnavals nummers, voor diverse artiesten, en tientallen nummers zijn eveneens evergreens geworden.
Met de 18 jaar sloot hij zich aan bij een rockband, met veteranen van een top 40 band, en gingen ze betere popmuziek maken. Dit liep op een desillusie uit, “veteranen”waren slechts 10 jaar ouder, maar er was een wereld van verschil, in beleving en ambitie. Als jonge hond kwam hij wekelijks met nieuwe nummers, ook eigen werk, maar tevergeefs.
Met de 21 sloot hij zich aan bij het combo van een close-harmony groep, wat al snel de naam kreeg van muziekgroep Wooden Chain. (Zij bestonden net een halfjaar) Zij gaven toen al luister concerten en huwelijks missen. Limburgs talige muziek van o.a. de Vrijbuiters was toen populair. Voor een TV optreden van een lokale omroep, hadden ze geschikte nummers te weinig. Hans had een iets wat te serieuze carnavalsnummers over (Dus as het efkes kan) en dat werd binnen de groep opgepakt, vervolgens werkte hij een idee verder uit en zo werd “Danke” geboren. Op die TV uitzending kwam veel reactie, en Wooden Chain werd geboekt voor een Limburgs talige avond. 2x 20 minuten. Dat was wel erg veel voor 2 liedjes…! Snel werden 3 liedjes geschreven: “Ik wil laeve”, “Elke Zondaag” “Wonderland” en een eigen kampvuur liedje “I take my bike for a ride” werd vertaald door “Ik pak miene fiets voor en ritje door de wind” en het repertoire voor die avond was klaar. Het eerste Limburgs talig optreden was een feit, en we werden als Limburgs talige band erkend en geprofileerd. In 1986 volgde hun eerste LP Vrindschap, en de rest is historie.. Zie repertoire Wooden Chain, 95% repertoire, zowel tekst als muziek, is van zijn hand.